Les 4

Het gezicht
In deze les gaan we eens kijken wat een hoofd een hoofd maakt. Een echt portret is meer dan een samenstel van losse onderdelen. Alles moet ook nog in de juiste grootte en verhouding worden gebracht, en dan geplaatst in een geloofwaardige schedelstructuur (met juk- en kaakbeenderen op de juiste plek enzovoort). Het is bijzonder leuk om je te verdiepen in gezichten en van daar uit karikatuurtekenen te ontwikkelen. Voor cartoons kunnen we een stapje terug zetten en ons beperken tot de schematische weergave van een hoofdje. Denk maar aan het bekende aardappelmannetje: met een set losse onderdelen kunnen we een koppetje maken. Zo gaan we in deze les onze gereedschapskist vullen met verschillende onderdelen...

Het oog.
Wat valt als eerste op in een gezicht? Of in de titel van deze alinea? Een weggevertje: het oog. Spiegel van de ziel ook wel genoemd. Toegegeven, het oog is voor een belangrijk deel gezichtbepalend. Letterlijk. Als ik weer eens uren aan het worstelen ben om een karikatuur gelijkend te krijgen, volg ik het gouden recept: teken de ogen zo natuurgetrouw mogelijk na, en ga vervolgens los op de andere gezichtsonderdelen. Meestal heb je dan een goed resultaat. Het is zeker een goede oefening om een oog zo natuurgetrouw mogelijk te tekenen. Ik geef een voorbeeld:

Hoe je techniek ook is, het meest opvallende onderdeel in het oog is het lichtpuntje wat het oog levend maakt. Zorg er dus voor dat er een lichtpuntje in de ogen zit. Wel in beide ogen op dezelfde plaats natuurlijk!! Denk maar aan de les over lichtinval en schaduw. Het mag een rondje zijn, een hapje uit de pupil, een vierkantje, zelfs meerdere rondjes (Manga). Het oog zelf is verder een ronde bal, denk maar aan de biologielessen. Daar is niet veel aan te beleven. Wat een oog echt uitdrukking geeft is de vorm van de oogleden, de wenkbrauwen en het lichtje. U kunt zelfs varieren in grootte en vorm tussen linker- en rechteroog. In strips en cartoons komen ook allerlei vormen en omlijstingen voor. Ik geef hier weer een paar mogelijkheden, maar u kunt natuurlijk ook zelf uw ogen de kost geven….

Mond. 

Wat een cartoongezicht zijn uitdrukking geeft, is eigenlijk vooral  de stand van de mond. Bedachtzaam, gesloten, opgewekt, luidkeels, verbaasd, verbijsterd, verward, ontevreden, boos: er is eigenlijk niets wat we niet met een goedgekozen mondvorm kunnen weergeven. De mond zelf mooi en natuurgetrouw tekenen is een uitdaging apart. Voor een cartoon is een simpel "haaltje" (gaan we weer: les 1) in een goedgekozen richting al genoeg. Eventueel kan er nog een suggestie van een onderlip bij. Hieronder wat voorbeelden, die u zeker eens moet uitproberen in dat bekende ei met twee stipjes (de ogen). Herkent u het effect? Emoticons, eigenlijk is het niet anders dan dat. Maar o zo efectief!

Neus.
Een van de meest in het oog springende gezichtsonderdelen. Altijd naar voren wijzend, dus het dichtst bij (mag u hem lekker dik tekenen! Valt-ie nog meer op!). Prominent aanwezig in elk gezicht. Beeldbepalend. Wilt u meer richting de karikatuurtekening dan zal er veel aandacht aan de neus moeten worden besteed. Er zijn natuurlijk mensen met een hele kleine en bescheiden neus.... maar de neus is er altijd wel, en zal altijd opvallen. We gaan dus een paar basisvormen van neuzen bestuderen en in kaart brengen. Die basisvormen slaat u op in de sjablonenbank in uw hoofd en kunt u gaan gebruiken wanneer u zich meer gaat toeleggen op het weergeven van bekenden, familieleden, politici enzovoort. Voor een cartoontypetje wat u wilt gebruiken volstaat vaak één simpel type neus. Is het u trouwens wel eens opgevallen dat in veel stripverhalen altijd hetzelfde soort neus voor meerdere personages wordt toegepast? Aan de neus herkent men vaak de tekenaar. Het is zijn stijlkenmerk. Dus als u tevreden bent over een bepaald type neus: hou daaraan vast! Kijk wel even wat u met neusvleugels wilt. Groot, klein, niet aanwezig? Meestal geeft een klein haaltje wel een goed neusvleugelresultaat, en daarmee een duidelijke neus.

Overig.
Dan zijn er nog wat onderdelen aan een hoofd die soms meer en soms minder aandacht krijgen. De bekendste zijn natuurlijk de flaporen of de vooruitstekende kin. Grote wenkbrauwen doen het ook altijd goed qua expressie. Snorren, baarden, haardracht: er zijn veel mogelijkheden om uw poppetje van allerlei vormen en extra's te voorzien, maar een waarschuwing is hier wel op zijn plaats: soms is minder meer! Als u een oor natuurgetrouw wilt tekenen bent u wel even bezig, trouwens. Voor cartoons zijn enkele cirkelboogjes vaak al genoeg.

Belangrijk: in elk gezicht ontstaan plooien en rimpels. Dat is door lachen, boosheid of gewoon ouderdom. Belangrijke plooien zijn de lijnen naast de neus (binnenkant wangetjes), onder het oog (wallen), naast het oog (kraaienpootjes, let wel op dat ze niet aangezien worden voor wimpers, en omgekeerd), mondhoeken (voor de zelfvoldane glimlach of voor de zuinige zuurpruim) en al dan niet tussen de wenkbrauwen (denk- of fronsrimpel).Niet vergeten voor het aanbrengen van emotie of leeftijd. We hebben het hierboven ook even over vrouwenogen gehad. In de meeste vrouwengezichten worden rimpels zeer spaarzaam toegepast, behalve wanneer we een heel oude vrouw willen tekenen. In kinderkopjes zijn ze vaak helemaal afwezig, hier kunnen een paar sproetjes dienen om de jeugdigheid te accentueren.
 
Positiespel.
Waar zetten we nu eigenlijk alles in het gezicht? Daar zijn klassieke regels voor, in geval van een echt mensenhoofd. Ogen op de helft van het ei, neus punt opde helft van het stuk daaronder, mond weer op de helft, kin daarweer onder.
Oren zitten ter hoogte van de neus aan de schedel vast, afijn, dit plaatje is zo overbekend, het staat in elk tekenboek.

Door nu te gaan varieren met onderlinge posities en de vaste verhoudingen los te laten, ontstaan vaak de leukste poppetjes en koppetjes. Probeer maar en er zal als vanzelf een goed en leuk resultaat ontstaan. Misschien zit uw
signature-stijl daar wel bij!

Stand van het hoofd.
Wie goed om zich heen kijkt (en dat doen we natuurlijk inmiddels) zal opmerken dat we zelden een gezicht precies recht van voren zien. Dat is ook niet zo verwonderlijk: een cirkel heeft 360 graden, en op elk gegeven tijdstip zal een hoofd onder een bepaalde hoek worden gezien door een ander hoofd. De kans is dus niet heel groot dat u altijd precies op 0 graden ("frontaal") een ander gezicht zult zien. Net zo min als precies van opzij ("en profil"). Verreweg de meeste keren zien we andermans hoofd in driekwart aanzicht. En dat is ook weer erg makkelijk, want dat geeft de gelegenheid om bijvoorbeeld de neus zowel lengte als diepte mee te geven, of uitstekende jukbeenderen te kunnen tekenen zonder dat er allemaal moeilijke perspectivische oplossingen moeten worden bedacht. Kortom: driekwart is zo gek nog niet. Uiteraard moeten frontaal en profiel niet vergeten worden, en voor de afwisseling zult u ze zeker af en toe moeten gebruiken.
Het wordt wat moeilijker als we een hoofd van schuin boven, onder of achter willen tekenen. Ik moedig u zeker aan om dat te doen als oefening, maar voor een cartoon is het al genoeg als we het hoofd af en toe eens scheef kunnen tekenen.

Tot slot.
Nou, dat was een hele hoop informatie in één les. Maar we hebben het hier wel over het belangrijkste onderdeel van een cartoon. Het hoeft niet allemaal gelijk te lukken, neem de tijd ervoor. Ga "hoofdstuk" voor "hoofdstuk" nog even langs. Over haardracht hebben we het hier nog niet eens gehad: de diversiteit in kapsels is enorm. Ik laat dit even aan u zelf over, maar ik vertrouw er inmiddels wel op dat het niet meer die 5 stekels zijn die we vroeger op een schedel zetten!
Hoe meer poppetjes we hebben getekend, hoe beter de sjablonen in ons hoofd komen te zitten, en hoe makkelijker elk volgend poppetje wordt.
Veel tekenplezier, en tot de volgende les.